LEZING |
Walter Maas Huis, Bilthoven
RadioLab 23-01-2001 |
BAGGEREN EN SCHEPPEN Hoe kritischer van jongsaf aan bejegend hoe minder pijn het later doet, of... went het nooit, een scherp commentaar op de roerselen van een scheppende geest door een 'relatieve' buitenstaander?? Is dat niet juist wat de maker wilt, dat iemand bereidt is om het werk te ondergaan, te bekommentarieren met een serieuze kritiek, hoe goed of slecht die ook zal uitvallen? Maar waarom doet een slechte kritiek zo pijn? En niet alleen bij de maker, maar net zo goed ook bij de lezer en bij alle betrokkenen: een criticus zal vermijden om de maker uitsluitend te kraken, of neemt zijn toevlucht tot de ironie, die lichter te verdragen is, want tweeledig kan worden uitgelegd. Maar echt pijn doet het signaleren van wat jij zelf al matig vond, dat dat niet in een eerder stadium, verbeterd of eruit gehaald is, de pijn die jij jezelf vrijwillig, door luiheid of onoplettendheid, aandoet, en die weer terugkomt in een scherpe kritiek. Voorafgaand aan beide, het werk en de kritiek, pijnigt de kunstenaar zich met duizend vragen: Waarom, voor wie, voorwat, en vooral wanneer? Dit wikken en het wegen, maar al te vaak pas na het: "Ja, ik doe, ik wil, ik moet, natuurlijk past dit in mijn werk" wordt onderdeel van het proces van eerste schets tot eindstadium, de zinnen hameren door de kop: waar leidt het toe, wat draagt het bij, de kans van slagen, wat moet er uitgesteld, wat zijn de mogelijkheden, erkenning in de eigen groep, een doorbraak naar het officiële, belemmert het het spel, de ontwikkeling daarna, wat zijn mijn verwachtingen, van de ander, van vriend en vijand, steeds weer die verwachtingen, hoe groot de angst? Het overleg, een eerste idee, een schets, er zijn nog legio mogelijkheden; de losse contouren, wat moet geopenbaard? De mondhoeken trekken samen, een lichte twijfel, dat had je niet bij de eerste keer. Kom op, geen nood, we hebben immers nog een hele lange tijd; de executie lijkt nog eindeloos ver weg. Je doet een hoofd-en bij-voorstel, en dan nog een voor achter-de hand, en nog een waar je zeker niet, niet zeker van bent, terloops wat achteloos, maar waar later blijkt het hart naar uit gaat, het beste, maar meest radicale en zover durfde je nog niet; Dan op een dag, het is zover: dit is wat er nu is: Men wil een tussentijds bericht, jij liever niet toch? Zwetend betreed je de welwillende wachtenden, Je recht de rug, schraapt de keel en pakt uit: tevreden starend naar papier, op scherm of in de ruimte: dit is het, dit is het begin, dit moet nu worden getoond, gehoord, hier staat het materiaal, hier ben ik zeker van: hier ligt het fundament van mijn kasteel, mijn alibi, mijn lief. Er wordt geschuifeld, de stoelen kraken, een zucht, een potlood breekt in tweeën; de lichten aan, de stilte hoorbaar, voorzichtige zinnen brengen licht in de duisternis, maar niet dat helder groene licht, maar licht doorspekt van rode vlammen, van een verdovende hitte, niets wordt meer gehoord; een zwarte balk schuift langzaam voor het hoofd; woorden klinken als verre schoten, mijn lief draagt geen kogelvrijvest en ligt gewond op de bodem: men stapt erover heen, ik hoor nog net: dat komt wel weer in orde, verzorg hem goed, zo erg is het ook weer niet, dčnk er nog eens over; Dčnk er nog eens over, dčnk er nog eens over, denk er nog eens over, hoeveel meer en lang nog, dčnk er nog eens over, waarom nog, dčnk het toch eens over; probeer nog even dit, luister weer even naar deez of gene, ga eens naar, doe eens, wil niet meer, moet toch want, geld, nee, dat niet, ja, toch , oh nee, niet nog opnieuw, en dan ineens, nieuw zicht: nieuw inzicht, alles gewoon opnieuw, of eerst de parels vissen, de stukken die wel goed, dat ene moment, die handeling, dat woord, die toon omlaag, een verzameling van goede bedoelingen aanelkaar: het werkt, godverdomme, het werkt, nu wat nieuws: lukt ook, geniale invallen, wanneer moest het klaar, laat mij, laat mij met rust, kan het later, een dag, twee dagen, een week, het is bijna af, nog even, alles vloeit ineen, het gaat lukken, het moet lukken, nee ik heb geen tijd, ik heb geen zin, ik kán niet meer, nog even; of het kan worden opgehaald, opgehaald? Of het kan worden verzonden, even gebracht, iedereen zit hier te wachten, de bel gaat, de man komt binnen: hij zegt: ik ben benieuwd, wat is het nu geworden? Uh..uh...gestamel, schetsen, stamelenden zinnen, het lijf dat al nachten niet meer slapen kon dat, lijkbleek, of er koffie is, janee, of thee, of nou hier is het dan, dit is wat het geworden is, dit en niets anders. De man, iets te welwillend, nerveus en ongedurig, kijkt en denkt en ziet en zegt: fantasties, meer dan geweldig! Je zinkt ineen, ongelovig na dit bevrijdende moment; ziet hij niet wat er nog mist, wat jij zelf nog zwak vind, nee, nogmaals, hij is meer dan tevreden en de nieuwe deadline is gehaald en dan begint het knagen, dat eeuwig knagen aan.. met nog wat meer tijd, zou het misschien, maar daar is geen sprake van en daar gaat onder de arm, in de tas, in de vrachtauto, naar het laboratorium, de drukker, datgene waar jij zolang, zo ontzettend lang, of uiteindelijk veel te kort, een begin vond van wat het eigenlijk had moeten zijn; vrijwel alle fouten zijn hersteld behalve die ene: dat lijntje dat iets schuiner, die noot die een halve tel langer, die beweging die nu nergens op lijkt maar jou op dat ene moment zo precies leek; dat beeld dat onmogelijk anders kon, zwart-wit, zeer zeker en alleen daar, op dat moment, die overtuiging, dat zeker weten dat weken later verdomme, dát niet goed blijkt te zijn, van geen kanten werkt, een miskleum temidden van zoveel goeds en dat dat nu net de kop wordt in de krant, die klote- criticus, dat hij die ene tel, langer laat duren dan al jouw werken tesamen; die schuine streep vindt staan voor jouw -verkeerde- gedachtegoed; dat dat zwart-wit beeldje nu net het hele interview ontsierde en dat jij zonodig een eigen performance moest houden in de film van een ander, terwijl die ander daar jou zo dringend om had gevraagd. Ik doe dit niet meer, ik ga alleen nog maar dingen maken die ik zelf wil doen; ik moet even stoppen om de dingen op een rijtje te zetten; een, twee maanden verlopen, de winkels zijn bezocht, de vrienden ook, de familie trekt meer dan tevoren, je hebt nu immers alle tijd, je leest, je maakt eens een schetsje en daar gaat de telefoon: of je weer niet, want je bent er nu toch al weer even uit, of je niet eens wilt komen praten, en nog diezelfde avond mest je je studio uit, alles wordt schoongemaakt, je gooit meer weg dan ooit, weg met de ballast, want nu zal alles beter gaan: de lege vellen liggen klaar, de computer opnieuw geprogrammeerd, kom maar op, nu weet ik hoe het moet, bewapend met een kritische houding, het nu aan zet! De criticus zit klaar op het balkon, de pen in de aanslag, wachtend op wat nog uit het niets zal moeten ontstaan: De kunst van het scheppen versus de kunst van de kritiek. Moniek Toebosch |